RESUME - Les implications légales de «l’humanitarisation» des militaires

Les conflits récents témoignent de l’implication croissante des militaires dans les opérations humanitaires. L’Iraq et l’Afghanistan n’en sont que deux exemples. De nombreuses organisations non gouvernementales craignent que cette tendance mette en péril les principes de neutralité, d’indépendance et d’impartialité qui leur ont permis de travailler pendant des années dans des conditions même les plus difficiles. De multiples attaques sur des collaborateurs des ONG portant l’emblème de la Croix-Rouge ou, par exemple, la prise en otage des deux collaboratrices italiennes de « Un ponte per … » à Bagdad démontrent que les collaborateurs des ONG ne jouissent plus de l’immunité dont ils ont bénéficié pendant de si longues années. Des gens sont enlevés en raison de la nation qu’ils représentent, indépendamment du rôle qu’ils jouent dans le conflit. De même, le personnel militaire chargé de tâches purement humanitaires, mais déployé dans des zones où d’autres unités militaires sont en charge du maintien de la paix ou d’opérations armées, est également exposé à de plus grands risques dans la mesure où les adversaires ne peuvent faire la distinction entre militaires « humanitaires » et militaires « guerriers ». Ceci peut, par conséquent, engendrer beaucoup de problèmes quant au principe de la distinction, un des piliers du droit humanitaire international.
Cette contribution tente d’analyser les conséquences juridiques de cette « humanitarisation » des militaires. La première partie aborde la question de savoir si la population civile a le droit d’exiger de l’assistance humanitaire des parties engagées dans un conflit ou de la part de la communauté internationale. La deuxième partie examine qui pourrait être obligé de répondre à pareil droit. La troisième partie traite les différences du statut légal du personnel militaire et du statut légal du personnel civil engagés dans l’aide humanitaire. Divers problèmes qui se posent quant au principe de la distinction sont abordés. La quatrième partie considère les « pour » et les « contre » de cette tendance.
Les conclusions, reprises dans la cinquième et dernière partie, indiquent que, bien que la population civile n’a pas de droit particulier d’exiger de l’aide humanitaire, certaines exigences peuvent être dérivées de l’obligation passive des parties dans un conflit de ne pas affamer la population civile et de ne pas détruire des installations nécessaires à la survie de cette dernière. Souvent, en temps de crise, les états ne peuvent s’appuyer que sur leur infrastructure militaire. Dans ce cas, il est d’autant plus important de faire une distinction très nette entre les opérations de nature humanitaire et celles de nature militaire. Ceci est tout aussi important dans les situations post-conflictuelles. Les missions d’aide humanitaire ne peuvent être données qu’à des forces de maintien de la paix, jamais à des forces de rétablissement de la paix. Le contraire risque de mettre en péril le respect du principe de distinction et mettre en danger les vies des gens qui apportent de l’aide et des soins (aussi bien les militaires que les civils). Si cette distinction ne peut être réalisée, et tant que possible, cette tâche devrait être laissée aux ONG, qui devraient agir en accord avec les militaires.

SAMENVATTING - De juridische gevolgen van de «humanitarisatie» van de militairen

De recente conflicten getuigen van de toenemende betrokkenheid van de militairen in humanitaire operaties. Irak en Afghanistan zijn er maar enkele voorbeelden van. Vele niet-gouvernementele organisaties vrezen dat deze ontwikkeling de beginselen van neutraliteit, onafhankelijkheid en onpartijdigheid, die hen jarenlang heeft mogelijk gemaakt zelfs in de moeilijkste omstandigheden te werken op het terrein, in gevaar kan brengen. De veelvuldige aanvallen op NGO-medewerkers die het kenteken van het Rode Kruis droegen of, bijvoorbeeld, de ontvoering en gijzeling van twee Italiaanse medewerksters van « Un ponte per … » in Bagdad bewijzen dat de NGOmedewerkers niet langer genieten van de onschendbaarheid die zij jarenlang kregen. Mensen worden ontvoerd omwille van de staat die zij vertegenwoordigen, los van de rol die zij in het conflict spelen. Op dezelfde wijze worden militairen die zuiver humanitaire opdrachten vervullen, maar die werkzaam zijn in gebieden waar andere militaire eenheden vredesopdrachten of gewapende operaties verrichten, eveneens blootgesteld aan grotere risico’s in die zin dat de tegenstanders niet in staat zijn het onderscheid te maken tussen militairen met een « humanitair » etiket en militairen met gewapende opdrachten. Dit kan bijgevolg veel problemen opleveren voor het beginsel van onderscheiding, dat één van de peilers is van het internationaal humanitaire recht.
In deze bijdrage worden de juridische gevolgen van deze « humanitarisatie » van de militairen bestudeerd. Een eerste deel behandelt de vraag of de burgerbevolking een recht heeft op humanitaire hulp door de strijdende partijen of door de internationale gemeenschap. Het tweede deel gaat na wie verplicht zou zijn om dergelijke hulp te bieden. In het derde deel wordt het onderscheid qua juridisch statuut nagegaan van militair personeel en van burgers die betrokken zijn bij de humanitaire hulpoperaties. Ettelijke problemen die zich stellen op het vlak van het beginsel van onderscheiding worden besproken. Het vierde deel behandelt de « pros » en de « contras » van deze ontwikkeling.
De conclusies, in deel vijf, luiden dat, hoewel de burgerbevolking geen specifiek recht heeft om humanitaire hulp te eisen, bepaalde verplichtingen voor de strijdende partijen wel kunnen worden afgeleid uit hun passieve verplichting de burgerbevolking niet uit te hongeren en de infrastructuur die nodig is voor haar overleven niet te vernielen. Vaak kunnen staten in crisistijd enkel steunen op hun militaire infrastructuur. In dat geval is het des te belangrijker een duidelijk onderscheid te maken tussen humanitaire operaties en militaire operaties. Dit is trouwens even essentieel tijdens de post-conflictuele fase. Opdrachten voor humanitaire hulp mogen enkel aan peacekeeping forces worden toevertrouwd en nooit aan peace-enforcement-troepen. Anders handelen riskeert het respect voor het beginsel van onderscheiding aan te tasten en het leven van vele hulpverleners (zowel militairen als burgers) in gevaar te brengen. Indien dit onderscheid niet kan worden gemaakt, en zo veel mogelijk, moet deze taak aan NGO’s worden overgelaten, die best handelen in samenspraak met de militairen.

SUMMARY - The Legal implications of the military‘s „Humanitarisation“

Recent conflicts have witnessed an increasing involvement of the military in humanitarian operations. Iraq and Afghanistan are just few recent examples. Numerous Non Governmental Organisations (NGOs) worry that this tendency may jeopardise the principles of neutrality, independence and impartiality that, for many years, have allowed them to work among the worst conditions. Numerous attacks on personnel wearing the distinctive emblem of the Red Cross or, e.g., the hostage taking of the two Italian workers of ‚Un ponte per ...‘ in Baghdad prove that civilian aid workers are no longer granted the immunity they have enjoyed for so many years. People are being kidnapped on the basis of the nation they represent, independently from the role that they play in a conflict. At the same time, also military personnel entrusted with purely humanitarian tasks, but deployed in areas where other military units may be entrusted with peace enforcement or combat-alike operations, are exposed to higher risks, in that the adversary is incapable of distinguishing them. This may, therefore, imply several problems under the principle of distinction, one of the pillars of international humanitarian law.
This paper aims at analysing the legal implications of this ‘humanitarisation’ of the military. Part one discusses whether the civilian population has a right to claim humanitarian assistance from the parts involved in a conflict and the international community. Part two examines who may be under the obligation to correspond to such a right. Part three addresses the different legal status of military and civilian personnel engaged in humanitarian assistance. It illustrates several problems arising under the principle of distinction. The fourth part considers the pros and cons of this tendency.
The conclusions, drawn in the fifth and final part, indicate that although there is not a specific right of the civilian population to claim humanitarian assistance, some claims may be derived by the passive obligation of the parties to the conflict not to starve the population out or not to destroy infrastructures which are fundamental for its survival. Often, during crises, states can only rely on their military infrastructures. In such cases, though, it is very important to clearly distinguish between operations of a humanitarian and a military nature. This is crucial also in post-conflict situations. Only peacekeeping forces, as opposed to peace-enforcement ones, shall be entrusted with humanitarian assistance. Otherwise there is the risk of jeopardising the observance of the principle of distinction and of endangering the lives of relief aid personnel (both of a military and a civilian character). If this distinction is not feasible, and whenever possible, this task should be delegated to NGOs, who should act in coordination with the military.

ZUSAMMENFASSUNG - The legal implications of the military‘s “Humanitarisation“

In den neuen Konflikten zeigt sich eine Tendenz, wonach die Streitkräfte mehr und mehr in humanitäre Operationen involviert sind. Irak und Afghanistan sind nur zwei Beispiele dafür. Verschiedene NGOs fürchten, dass diese Tendenz die Prinzipien der Neutralität, Unabhängigkeit und Gleichbehandlung gefährden könnte, die Ihnen bisher erlaubt haben, auch unter schlechtesten Bedingungen zu arbeiten. Die verschiedenen Anschläge gegen das Rotkreuz Emblem tragende Personal, oder zum Bsp. die Geiselnahme zweier Italienerinnen von‚ Un ponte per ...‘ in Baghdad beweisen, dass das zivile humanitäre Hilfspersonal nicht mehr auf jene Immunität zählen darf, die es während vielen Jahren genossen hat. Menschen werden entführt wegen der Nation, welche sie vertreten, unabhängig von der Rolle, die sie im Konflikt spielen. Gleichzeitig, ist auch das mit humanitären Missionen beauftragte militärisches Personal, das dort eingesetzt wird, wo andere militärische Einheiten eventuell Friedenserzwingung (peace enforcement) oder kampfmässige Operationen beauftragt werden, einer grösseren Gefahr ausgesetzt, da der Gegner sie nicht mehr voneinander unterscheiden kann. Dies könnte somit verschieden Probleme im Zusammenhang mit dem Unterscheidungsprinzip nach sich ziehen, eines der tragenden Prinzipien des humanitären Völkerrechts.
Ziel dieses Aufsatzes ist es, die rechtlichen Aspekte dieser «Humanisierung von militärischen Operationen» zu analysieren. Im ersten Teil geht es um die Diskussion, ob die Zivilbevölkerung ein Recht auf humanitäre Hilfe einerseits von den Kriegsparteien selbst und andererseits von der internationalen Gemeinschaft hat. Im zweiten Teil wird untersucht, wer allenfalls eine solchen Pflicht nachkommen müsste. Der dritte Teil zeigt den unterschiedlichen rechtlichen Status von zivilem und militärischem, Personal, welche humanitäre Hilfe leisten, auf. Der vierte Teil beurteilt die Vor- und Nachteile dieser Tendenz. Die gezogenen Schlüsse im fünften und letzten Teil veranschaulichen, dass, obwohl es kein explizites Recht der Zivilbevölkerung auf humanitäre Hilfe gibt, eine passive Verpflichtung der Konfliktparteien besteht, die Bevölkerung nicht verhungern zu lassen oder ihre für das Überleben notwendigen Infrastruktur nicht zu zerstören. Aus diesen Verpflichtungen kann allenfalls ein Recht auf humanitäre Hilfe abgeleitet werden.
In Krisen können sich Nationen oftmals nur gerade auf ihre militärische Infrastruktur verlassen. In diesen Fällen ist es deshalb entscheidend, dass die militärischen von den humanitären Operationen klar unterschieden werden können, und zwar während des Konfliktes und danach in der Post-Konflikt-Phase. Deshalb sollen nur Truppen von friedenserhaltenden Operationen mit der humanitären Hilfeleistung beauftragt werden und nicht die die Kräfte von friedenserzwingenden. Andernfalls besteht dass Risiko, dass das Prinzip der Unterscheidung nicht beachtet wird bzw. dass das Leben von Hilfspersonal (sowohl militärisches als auch ziviles) gefährdet wird. In jedem Fall soll die humanitäre Hilfe (in Koordination mit dem Militär) den NGO’s delegiert werden, falls das «Unterscheidbarmachen» nicht durchführbar ist.

RIASSUNTO - I risvolti giuridici dell “Umanitarizzazione” Delle forze armate

I recenti conflitti hanno evidenziato un crescente coinvolgimento delle forze armate in operazioni di carattere umanitario. Due esempi recenti sono l’ Iraq e l’Afghanistan. Questa tendenza, però, ha destato non poche preoccupazioni fra gli operatori umanitari tradizionali, quali gli attivisti civili delle Organizzazioni Non Governative (ONG). Il timore principale è che questa mescolanza dei ruoli crei confusione, mettendo a repentaglio i principi di neutralità, indipendenza ed imparzialità che, per diversi anni, hanno permesso alle ONG di lavorare anche nelle condizioni più difficili. I recenti attacchi contro il personale della Croce Rossa o la presa in ostaggio delle due operatrici italiane di ‚Un ponte per ...‘ a Baghdad, indicano infatti che gli operatori umanitari non godono più dell’immunità che ha permesso loro di lavorare finora nei conflitti tradizionali. La questione, dunque, è se il coinvolgimento delle forze armate in operazioni di tipo umanitario sia uno svantaggio piuttosto che un vantaggio. Sicuramente il sostegno delle forze armate é fondamentale in quanto, solitamente, in caso di conflitto l’esercito é l’unica struttura di cui uno stato si possa avvalere per adempiere agli obblighi derivanti dal diritto umanitario.
Lo scopo di questo articolo è analizzare i risvolti giuridici della tendenza all ‘umanitarizzazione’ delle forze armate. Nella prima parte viene discussa l’esistenza di un diritto della popolazione civile a richiedere assistenza umanitaria dalle parti coinvolte nel conflitto e dalla comunità internazionale. Nella seconda parte viene discusso a chi possa eventualmente spettare l’ obbligo di provvedere a tale assistenza. La terza parte, invece, esamina brevemente la differenza fra lo statuto giuridico del personale militare e civile impegnato in missioni umanitarie, indicando in particolare i problemi relativi al principio della distinzione, uno dei pilastri del diritto umanitario internazionale. La quarta parte considera i pro e contro di questa tendenza.
Le conclusioni, tratte nella quinta ed ultima parte, indicano che benché non esista un diritto specifico della popolazione civile a richiedere assistenza umanitaria dalle parti coinvolte in un conflitto, alcuni diritti potrebbero derivare dal divieto imposto dal diritto umanitario di far morire di fame la popolazione o di distruggere infrastrutture fondamentali per la sua sopravvivenza. Spesso, in caso di crisi, gli stati possono unicamente fare affidamento sulle infrastrutture militari. In tali situazioni è però molto importante che venga fatta una netta distinzione fra operazioni di carattere umanitario e militare. Questo è fondamentale anche durante le missioni post-belliche. Solo le forze di mantenimento di pace, contrariamente a quelle di rafforzamento della stessa, dovrebbero essere incaricate dell’ assistenza umanitaria. Altrimenti sussiste il rischio di compromettere l’osservanza del principio di distinzione e di mettere a repentaglio la vita del personale umanitario (sia militare, sia civile). Se tale distinzione non è attuabile, e comunque ogni qualvolta sia possibile, i compiti umanitari dovrebbero esser delegati alle ONG, chiamate ad agire in coordinamento con le forze armate.

RESUMEN - Las implicaciones legales de la « humanitarisación » de los militares

Los conflictos recientes testimonian una implicación creciente de los militares en las operaciones humanitarias. Basta con mencionar los dos ejemplos de Iraq y Afganistán. Numerosas organizaciones no gubernamentales temen que esta tendencia afecte los principios de neutralidad, independencia e imparcialidad que durante años les permitieron trabajar en todas las condiciones hasta las más difíciles. Los ataques repetidos contra los colaboradores de las ONG que exhiben el emblema de la Cruz Roja o, por ejemplo, la toma como rehén de dos colaboradores italianas de « Un ponte per … » en Bagdad demuestran que los colaboradores de las ONG han perdido la inmunidad de que gozaron durante muchos años. Se secuestra a la gente por la nación que representan, cual que sea el papel que desempeñan en el conflicto. De la misma manera, el personal militar encargado de tareas estrictamente humanitarias, pero desplegado en las zonas donde otras unidades militares cumplen misiones de mantenimiento de la paz u operaciones armadas, también está expuesto a riesgos más serios puesto que los adversarios no pueden distinguir entre militares « humanitarios » y militares « guerreros ». Eso genera muchos problemas en cuanto al principio de distinción, uno de los pilares del derecho internacional humanitario.
Esta contribución intenta en primer lugar analizar las consecuencias jurídicas de esta « humanitarisación » de los militares. En su primera parte aborda la cuestión de saber si la población civil tiene derecho a exigir asistencia humanitaria de las Partes comprometidas en un conflicto o por parte de la comunidad internacional. En su secunda parte examina quién podría ser obligado a proporcionar tal asistencia. Una tercera parte estudia las diferencias entre el estatuto legal del personal militar y el estatuto legal del personal civil involucrado en la asistencia humanitaria. En esta parte se abordan diversos temas relacionados al principio de la distinción. La cuarta parte analiza los pro y contra de esta tendencia.
Las conclusiones, en la quinta y última parte, indican que si la población civil no tiene derecho particular de exigir ayuda humanitaria, sin embargo, se puede deducir algunas exigencias de la obligación pasiva de las partes en el conflicto de no hambrear a la población civil y de no destruir las instalaciones necesarias para que sobreviva. En tiempo de crisis es frecuente que los estados sólo puedan apoyarse en la infraestructura militar. En este caso es tanto más importante hacer una distinción clara entre las operaciones con carácter humanitario y las con carácter militar. Además eso es también importante en las situaciones post-conflictuales. No se puede nunca impartir misiones de asistencia humanitaria a fuerzas de restablecimiento de la paz sino a fuerzas de la paz. Lo contrario amenaza el respeto del principio de distinción y expone la vida de personas que proporcionan ayuda humanitaria y cuidados (que sean militares o civiles). Si resulta imposible mantener esta distinción, y tanto como sea posible, se tiene que confiar esta tarea a los ONG, que deberían actuar en acuerdo con los militares.